Vandaag wordt de nieuwe versie van de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit gelanceerd. De afgelopen tijd is er door de KNAW, NFU, NWO, TO2-federatie, Vereniging Hogescholen en de Vereniging van Universiteiten intensief samengewerkt aan een grondige herziening en verbreding van de code, die al sinds 2004 bestaat. Deze herziening, inclusief een publieke consultatie, werd in goede banen geleid door een commissie onder leiding van prof. dr. Keimpe Algra. De code zal ingaan op 1 oktober 2018.
Commissievoorzitter prof. dr. Keimpe Algra: “Voor het goed functioneren van de wetenschap is wetenschappelijke integriteit van essentieel belang. Met deze nieuwe code sluit Nederland aan bij internationale ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijke integriteit. Ik ben er trots op dat we een code opgesteld hebben die toepasbaar is voor zowel fundamenteel als toegepast en praktijkgericht onderzoek. De nieuwe code bevat duidelijke normen die onderzoekers van veel verschillende onderzoeksorganisaties kunnen toepassen in de dagelijkse praktijk”.
Code
Enkele opvallende elementen in deze code, ten opzichte van de vorige versie, zijn:
- De nieuwe gedragscode is zo geschreven dat deze van toepassing kan zijn op zowel het publieke als het publiek-private wetenschappelijk onderzoek in Nederland. * In de gedragscode wordt nadrukkelijk ruimte geboden voor samenwerking en multidisciplinariteit: de code houdt rekening met de verschillen tussen (onderzoeks)instellingen. De gedragscode definieert vijf principes van wetenschappelijke integriteit, 61 normen voor goede onderzoekspraktijken en zorgplichten voor de instellingen.
- De zorgplichten voor de instellingen zijn nieuw in deze gedragscode. Hiermee tonen de onderzoeksorganisaties dat zij verantwoordelijk zijn voor het creëren van een werkomgeving waarbinnen goede onderzoekspraktijken worden bevorderd en geborgd.
- Bovendien maakt de nieuwe gedragscode wetenschappelijke integriteit onderscheid tussen schendingen van de wetenschappelijke integriteit, bedenkelijk gedrag en lichte tekortkomingen.
- In het laatste hoofdstuk staat beschreven hoe een instelling om moet gaan met potentiële schendingen van de wetenschappelijke integriteit.
- De code laat aan de ene kan ruimte aan de instellingen om tot een gebalanceerd oordeel te komen over potentiële schendingen van de wetenschappelijke integriteit, maar noemt de wegingscriteria die daarbij een rol spelen expliciet.
Het laatste punt maakt goed duidelijk hoe de code gezien moet worden: als een handreiking die onderzoekers en instellingen zelf kunnen en zullen toepassen. Commissielid prof. dr. Lex Bouter: “Met deze code maken de aangesloten organisaties duidelijk dat integriteit voor hen een essentieel element van de onderzoekspraktijk is. We willen dat onderzoekers kunnen werken in een open omgeving waar zij zich verantwoordelijk en aanspreekbaar voelen. Alleen als mensen dilemma’s kunnen delen en fouten kunnen bespreken, komt de wetenschap verder. Met deze code hebben we hier een bijdrage aan willen leveren.”
Samenstelling commissie
De volledige commissie bestond uit de volgende leden:
- Prof. dr. Keimpe Algra (voorzitter)
- Prof. dr. Lex Bouter
- Prof. mr. dr. Antoine Hol
- Mr. dr. Jan van Kreveld
- Dr. Daan Andriessen
- Prof. dr. mr. Catrien Bijleveld
- Prof. dr. Roberta D'Alessandro
- Prof. dr. Jenny Dankelman
- Prof. dr. Peter Werkhoven