De onderwijskoepels doen gezamenlijk een klemmend beroep op het kabinet om extra geld ter beschikking te stellen voor de arbeidsvoorwaarden voor onderwijspersoneel. Een nijpend en urgent lerarentekort en de historisch ongekend hoge inflatiecijfers maken dit noodzakelijk.
Met extra geld wordt het mogelijk in de cao-onderhandelingen een goed en concurrerend arbeidsvoorwaardenpakket af te spreken. Dit is cruciaal voor behoud van huidig en het aantrekken van toekomstig onderwijspersoneel. Dit schrijven de PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen en Universiteiten van Nederland vandaag in een brief aan het kabinet.
Het Nederlandse onderwijs wordt met publieke middelen gefinancierd. Jaarlijks stelt het kabinet de hoogte van de overheidsbijdrage voor arbeidsvoorwaarden in de (semi)publieke sector vast. Deze kabinetsbijdrage is een belangrijke bron voor het maken van loonafspraken. Bij het vaststellen van deze kabinetsbijdrage wordt voor een belangrijk deel gekeken naar het percentage contractloonstijging (cao-loon) in het Centraal Economisch Plan (CEP).
Niet normaal
In de recente publicatie heeft het Centraal Plan Bureau voor de contractloonstijging in 2023 het percentage van circa 5% opgenomen. Normaal gesproken komt dit percentage terug in de kabinetsbijdrage. Met een groot leraren- en personeelstekort en de huidige hoge inflatie is er echter geen sprake van een normale situatie, schrijven de onderwijskoepels aan het kabinet. Dit rechtvaardigt een afwijking van de gangbare systematiek en een bijstelling naar boven van de kabinetsbijdrage. De onderwijskoepels wijzen erop dat het kabinet deze beleidsruimte heeft en in het verleden ook vaker heeft toegepast. Zo koos het kabinet er in de periode 2010 – 2015 voor de bijdrage aan de arbeidsvoorwaarden te bevriezen met de invoering van de jarenlange nullijn.
Duivels dilemma
Indien het kabinet vasthoudt aan een technische toepassing van de kabinetsbijdrage komen de onderwijssectoren voor een duivels dilemma te staan. Enerzijds is het vanuit het streven naar koopkrachtbehoud en arbeidsmarktpositie nodig om tot loonafspraken te komen die vergelijkbaar zijn met de andere sectoren. Anderzijds mag dat niet tot budgettaire problemen leiden waardoor onderwijsinstellingen genoodzaakt zijn te bezuinigen, met mogelijk negatieve effecten voor de kwaliteit van het onderwijs en/of het personeel op de onderwijsinstelling/school.
Eind mei ontvangen de onderwijssectoren het definitieve kabinetsbesluit over de hoogte van de bijdrage. De komende maanden voeren de PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen en Universiteiten van Nederland cao-onderhandelingen voor hun sectoren.