Lerarenopleidingen in het hbo willen samen met het werkveld structureel programma’s ontwikkelen om daarmee gericht de voortgezette scholing van leraren inhoud te geven. Want hoewel net afgestudeerde leraren goed zijn voorbereid op het zelfstandig voor de klas staan en het voorbereiden van hun lessen, zijn zij nog lang niet uitgeleerd. Complexe handelingen zoals omgaan met verschillen tussen leerlingen zijn zaken die juist in de eerste werkzame jaren extra aandacht verdienen. Onder andere deze ambitie staat in ‘Opleiden voor de toekomst’, de Agenda lerarenopleidingen 2015-2018, die Thom de Graaf, voorzitter Vereniging Hogescholen, vandaag heeft aangeboden aan minister Bussemaker van onderwijs.
Positieve oordelen
Goed onderwijs is de belangrijkste grondstof van Nederland. Het is cruciaal voor innovatie, voor maatschappelijke samenhang, voor persoonsvorming en voor de economische ontwikkeling van Nederland. Lerarenopleidingen hebben daarbij een sleutelrol. Zij moeten de toekomstige leraren immers voorbereiden, toerusten en blijvend ondersteunen bij hun verantwoordelijke taak. Daarvoor hebben de hbo-lerarenopleidingen, die anno 2015 90% van alle leraren in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs opleiden (dit studiejaar een kleine 60.000 studenten), de kwaliteit van het onderwijs de afgelopen jaren behoorlijk verhoogd. Onder andere zijn de toelatingseisen voor de pabo aangescherpt en zijn 61 breed gedragen kennisbases ontwikkeld waarin een verzwaard kennisniveau voor de opleiding is vastgelegd. De gemaakte kwaliteitsslag is niet onopgemerkt gebleven, gelet op de recente positieve oordelen van zowel de Onderwijsinspectie als de NVAO.
Meer samenwerking
Lerarenopleidingen spreken in de nieuwe visie uit dat zij doorgaan met de kwaliteitsslag. Zij zetten daarbij stevig in op het verder verhogen van de generieke onderwijskwaliteit. Hiervoor wil de sector de onderlinge samenwerking tussen lerarenopleidingen versterken waardoor er meer focus en massa in het aanbod komt. Ook willen de lerarenopleidingen de samenwerking met universiteiten en het afnemend scholenveld intensiveren. Die samenwerking moet onder meer leiden tot een steviger inbedding van het praktijkgericht onderzoek in de opleiding. De lerarenopleidingen willen dat onder andere doen door een beperkt aantal (3 tot 5) landelijke speerpunten voor onderzoek centraal te stellen. De kennis die uit zo’n gezamenlijke onderzoeksagenda beschikbaar komt in de vorm van ‘bewezen goede toepassingen’ kan dan een plek krijgen in het denken en doen van de individuele docent. Ook willen lerarenopleidingen meer professionele masters ontwikkelen waarmee leraren zich verder kunnen scholen. Een passend bacheloraanbod, gericht op leraren die in het middelbaar beroepsonderwijs (willen gaan) werken, heeft ook prioriteit.
Leertraject
De visie richt zich ook nadrukkelijk op de jonge leraar die zich in het begin van zijn loopbaan van ‘startbekwaam’ verder moet ontwikkelen tot een volledig ‘vakbekame´ leerkracht. Goede begeleiding is daarvoor onmisbaar. Dit vereist een leertraject vergelijkbaar met dat van de arts-assistent die zich bekwaamt tot huisarts of specialist, dan wel dat van een advocaat-stagiair bij een advocatenbureau. De hogescholen vinden dit een noodzakelijke vervolgstap voor beginnende leraren die past bij de zwaarte van de functie. Een vervolgstap met een noodzakelijke vertaling in het lerarenregister, waar vervolgscholing kan worden geregistreerd. Dit past bij een herwaardering van de leraar als professionele beroepsbeoefenaar in een van de belangrijkste beroepen die we kennen. De hbo-lerarenopleidingen willen graag met het scholenveld afspraken maken over passende scholingstrajecten.